Estland is een land in Noordoost-Europa,
dat in het westen wordt begrensd door de Oostzee, in het
noorden door de Finse Golf, in het oosten door
Rusland en in het zuiden door Letland. Het is het
noordelijkste en kleinste van de drie Baltische landen, en
het onderscheidt zich van de andere Baltische staten Letland
en Litouwen door onder andere de taal, die Finoegrisch is en
niet Baltisch. Sinds 1 januari 2011 werd de Estse kroon
vervangen door de euro.
Estland heeft in totaal 561 kilometer aan landsgrenzen. De
kustlijn is vele malen langer en meet 3794 km. Er zijn drie
grote rivieren: de Emajõgi, de Pärnu en de Narva. Alleen de
Emajõgi en de Narva worden bevaren.
Estland is een overwegend vlak land, waarvan de noordkust
echter op veel plaatsen steil uit zee oprijst, en dat in het
zuidoosten overgaat in heuvelland. Hier ligt dan ook de
hoogste berg van Estland, Suur Munamägi (Grote Eierberg, 318
m), die net iets lager is dan de hoogste van Nederland. De
oostgrens met Rusland wordt grotendeels gevormd door het
Peipusmeer (3555 km²) en het Meer van Pskov, en noordelijker
door de rivier de Narva. Alleen in het zuiden heeft Estland
geen natuurlijke grens.
Westelijk en noordelijk van Estland liggen honderden
eilanden, waarvan het overgrote deel onbewoond is, waarvan
sommige door de Sovjet-Unie als militair terrein zijn
gebruikt. De grootste eilanden zijn Saaremaa en het
dichtbeboste Hiiumaa, beide met een herkenbaar eigen
karakter. Deze beide eilanden vormen eigen provincies.
Kleinere bewoonde eilanden zijn Muhu, Vormsi, Vilsandi,
Abruka, Kihnu en Ruhnu.